suriname Naar Voorpagina

  


   
Grondwet
Paramaribo
 suriname  Preambule
 suriname  Souvereiniteit
 suriname  Economische
       doelstellingen

 suriname  Sociale
       doelstellingen

 suriname  Internationale
       beginselen

 suriname  Grondrechten
 suriname  Rechten en
       plichten

 suriname  Economische
       ordening

 suriname  Sociale
       ordening

 suriname  Democratische
       Staatsordening

 suriname  Nationale
       Assemblee

 suriname  Wetgevende macht
 suriname  De President
 suriname  Regering
 suriname  Nationale
       Veiligheidsraad

 suriname  Justitie
 suriname  Staatsfinanciën
 suriname  Adviesraad
 suriname  Financieel
       Monetair systeem

 suriname  Belastingen
 suriname  Overheids-
       Administratie

 suriname  Regionaal bestuur
 suriname  Regionale
       regelgeving

 suriname  Regionale
       bevoegdheden

 suriname  Leger en Politie
 suriname  Verdediging
       van de Staat

 suriname  Verenigde
       Volksvergadering

 suriname  Overgangs- en
       Slotbepalingen


Onderwerpen
Algemeen
 suriname  Suriname info
 suriname  Landkaarten
 suriname  Google kaart
 suriname  Paramaribo
 suriname  Kaart Albina
 suriname  Statistieken
 suriname  De Grondwet
 suriname  Uitleverings
     verdrag
     Sur-Ned

 suriname  Grens Guyana
 suriname  Verkiezingen

AFDELINGEN
  suriname Algemeen
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Algemeen - - De Grondwet

 suriname . NU terug
 suriname  Alle onderdelen




    Grondwet van de Republiek Suriname

HOOFDSTUK VI

SOCIALE, CULTURELE EN ECONOMISCHE

RECHTEN EN PLICHTEN

EERSTE AFDELING

RECHT OP ARBEID

Artikel 24

De Staat draagt zorg voor het scheppen van omstandigheden, waardoor een optimale bevrediging van de basisbehoeften aan werk, voeding, gezondheidszorg, onderwijs, energie, kleding en communicatie verkregen wordt.

Artikel 25

Arbeid is het belangrijkste middel voor de ontplooiing van de mens en een belangrijke bron van welvaart.

Artikel 26

1. Een ieder heeft recht op werk, in overeenstemming met zijn capaciteit.

2.De plicht om te werken is onlosmakelijk verbonden aan het recht op werk.

3. Een ieder heeft het recht van vrije keuze van beroep en werk, behoudens bepalingen, opgelegd bij wet.

4. Een ieder heeft recht op initiatief voor economische productie.

TWEEDE AFDELING

STAATSZORG VOOR DE ARBEID

Artikel 27

1. Het is de plicht van de Staat om het recht op werk zoveel mogelijk te waarborgen door:

a. een planmatig beleid te voeren, gericht op volledige werkgelegenheid;

b. ontslag zonder gegronde redenen of om politieke of ideologische gronden te verbieden;

c. gelijkheid van kansen bij de keuze van beroep en soort werk te garanderen, alsmede te verbieden dat toegang tot enige functie of beroep wordt verhinderd of beperkt op grond van iemands geslacht;

d. beroepsopleiding voor werknemers te bevorderen.

2. De Staat draagt zorg voor het scheppen van de omstandigheden voor de optimale bevordering van initiatieven voor de economische productie.

DERDE AFDELING

RECHTEN VAN WERKNEMERS

Artikel 28

Alle werknemers zijn, ongeacht leeftijd, geslacht, ras, nationaliteit, godsdienst of politieke overtuiging, gerechtigd tot:

a. beloning voor hun werk naar gelang van hoeveelheid, aard, kwaliteit en ervaring op basis van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid;

b. het verrichten van hun taak onder menswaardige omstandigheden, ten einde zelfontplooiing mogelijk te maken;

c. veilige en gezonde werkomstandigheden;

d. voldoende rust en ontspanning.

VIERDE AFDELING

PLICHTEN VAN DE STAAT MET BETREKKING

TOT RECHTEN VAN DE WERKNEMERS

Artikel 29

Het is de plicht van de Staat om de voorwaarden voor werk, beloning en rust, waartoe de werknemers gerechtigd zijn aan te geven, in het bijzonder door:

a. regelingen te treffen ten aanzien van lonen, werktijden, arbeidsomstandigheden en speciale werkercategorieën;

b. bijzondere bescherming te verlenen op het werk voor vrouwen tijdens en na de zwangerschap, voor minderjarigen, minder validen en voor degenen, die betrokken zijn bij werkzaamheden die bijzondere inspanning vereisen of die werkzaam zijn in ongezonde of gevaarlijke omstandigheden.

VIJFDE AFDELING

VAKVERENIGINGSVRIJHEID

Artikel 30

1. Werknemers zijn vrij om vakverenigingen op te richten voor de behartiging van hun rechten en belangen.

2. Bij de uitoefening van vakverenigingrechten worden zonder onderscheid de volgende vrijheden gewaarborgd:

a. vrijheid om al dan niet lid te zijn van een vakvereniging;

b. het recht om deel te nemen aan vakverenigingsactiviteiten.

3. Vakverenigingen zullen worden beheerst door de beginselen van democratische organisatie en bestuur, gebaseerd op regelmatige verkiezingen van hun besturen middels geheime verkiezing.

ZESDE AFDELING

RECHTEN VAN VAKVERENIGINGEN EN

COLLECTIEVE OVEREENKOMSTEN

Artikel 31

1. De vakverenigingen zijn bevoegd om de rechten en belangen van de werknemers die zij vertegenwoordigen te verdedigen en voor hen op te komen..

2. Vakverenigingen worden betrokken bij:

a. de voorbereiding van arbeidswetgeving;

b. de instelling van instituten van sociale zekerheid en andere instituten die gericht zijn op het dienen van de belangen van werknemers;

c. de voorbereiding van en het toezicht op de uitvoering van economische en sociale plannen.

3. Vakverenigingen hebben het recht om collectieve arbeidsovereenkomsten aan te gaan.

De regels betreffende de bevoegdheid tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten en de werkingssfeer van hun bepalingen worden vastgesteld bij wet.

ZESDE AFDELING A

RECHTEN VAN ONDERNEMERS

Artikel 32

De belangenverenigingen van ondernemers zijn bevoegd om de rechten en belangen van degenen die zij vertegenwoordigen te verdedigen en om voor hen op te komen.

ZEVENDE AFDELING

STAKINGSRECHT

Artikel 33

Het stakingsrecht wordt erkend behoudens de beperkingen die uit het recht voortvloeien.

ACHTSTE AFDELING

RECHT OP EIGENDOM

Artikel 34

1. Eigendom, zowel van de gemeenschap als van het individu, vervult een maatschappelijke functie. Een ieder heeft het recht op ongestoord genot van zijn eigendom behoudens de beperkingen die uit het recht voortvloeien.

2. Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang volgens regels bij wet te stellen en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling.

3. Schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn, wanneer in geval van nood, onverwijlde onteigening geboden is.

4. In gevallen bij of krachtens de wet bepaald, bestaat recht op schadevergoeding, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegde gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.

NEGENDE AFDELING

HET GEZIN

Artikel 35

1. Het gezin wordt erkend en beschermd.

2. Man en Vrouw zijn voor de wet gelijk.

3. Ieder kind heeft recht op bescherming zonder enige vorm van discriminatie.

4. Ouders hebben ten aanzien van wettige en natuurlijke kinderen dezelfde verantwoordelijkheden.

5. De Staat erkent de uitzonderlijke waarde van het moederschap.

6. Werkende vrouwen hebben recht op zwangerschapsverlof, met behoud van loon of salaris.

TIENDE AFDELING

DE GEZONDHEID

Artikel 36

1. Een ieder heeft recht op gezondheid.

2. De Staat bevordert de algemene gezondheidszorg door systematische verbetering van leef- en werkomstandigheden en geeft voorlichting ter bescherming van de gezondheid.

ELFDE AFDELING

DE JEUGD

Artikel 37

1. Jeugdigen genieten bijzondere bescherming voor het genot van economische, sociale en culturele rechten, waaronder begrepen:

a. toegang tot onderwijs, cultuur en werk;

b. beroepsscholing;

c. fysieke scholing, sport en vrijetijdsbesteding.

2. De belangrijkste doelstelling van het jeugdbeleid is de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de jonge mens en het gevoel van dienstbaarheid aan de gemeenschap.

TWAALFDE AFDELING

ONDERWIJS EN CULTUUR

Artikel 38

1. Een ieder heeft recht op onderwijs en cultuurbeleving.

2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de Staat op alle onderwijsinstellingen van publieke aard ter naleving van het nationaal onderwijsbeleid en door de Staat vastgestelde normen betreffende het onderwijs.

3. Het beoefenen van wetenschap en technologie is vrij.

4. De Staat bevordert het soort onderwijs en de omstandigheden, waaronder schoolonderwijs en andere vormen van onderwijs kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een democratische en sociaalrechtvaardige samenleving.

5. De Staat bevordert de democratisering van cultuur door het genot van cultuur en culturele schepping aan te moedigen en middels culturele en recreationele verenigingen, voorlichtingsmedia en andere geschikte kanalen de toegang van alle burgers tot die culturele scheppingen te verzekeren.

DERTIENDE AFDELING

ONDERWIJS

Artikel 39

1. De Staat erkent en waarborgt het recht van alle burgers op onderwijs en biedt hun gelijke kansen op scholing.

2. Bij de uitvoering van zijn onderwijsbeleid is het de plicht van de Staat om:

a. verplicht en vrij algemeen lager onderwijs te verzekeren;

b. duurzaam onderwijs te verzekeren en analfabetisme op te heffen;

c. alle burgers, in overeenstemming met hun capaciteiten toegang tot de hoogste niveaus van onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en kunstzinnige schepping mogelijk te maken;

d. in fasen, vrij onderwijs op alle niveaus te verstrekken;

e. het onderwijs af te stemmen op de productieve en sociale behoeften van de samenleving.





suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: