Grondwet van de Republiek Suriname
HOOFDSTUK V
GRONDRECHTEN
PERSOONLIJKE RECHTEN EN VRIJHEDEN
Artikel 8
1. Allen die zich op het grondgebied van Suriname bevinden hebben gelijke
aanspraak op bescherming van personen en goederen.
2. Niemand mag op grond van zijn geboorte, geslacht, ras, taal, godsdienst,
afkomst, educatie, politieke overtuiging, economische positie of sociale
omstandigheden of enige andere status gediscrimineerd worden.
Artikel 9
1. Een ieder heeft recht op fysieke, psychische en morele integriteit.
2. Niemand mag worden onderworpen aan folteringen, vernederende of
onmenselijke behandeling of straf.
Artikel 10
Een ieder heeft bij aantasting van zijn rechten en vrijheden aanspraak op een
eerlijke en openbare behandeling van zijn klacht binnen redelijke termijn door
een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Artikel 11
Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem
aanwijst.
Artikel 12
1. Een ieder kan zich in rechte doen bijstaan.
2. De wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder
draagkrachtigen.
Artikel 13
De burgerlijke dood of verbeurdverklaring van alle goederen van de
veroordeelde kan niet als straf of als gevolg van straf worden bedreigd.
Artikel 14
Een ieder heeft het recht op leven. Dit recht wordt beschermd door de
wet.
Artikel 15
Niemand kan worden gedwongen dwangarbeid of verplichte arbeid te
verrichten.
Artikel 16
1. Een ieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid.
2. Niemand zal van zijn vrijheid worden beroofd, anders dan op gronden en
volgens procedures, bij wet bepaald.
3. Een ieder die van zijn vrijheid is beroofd heeft recht op een behandeling
overeenkomstig de menselijke waardigheid.
Artikel 17
1. Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezin,
zijn woning en van zijn eer en goede naam.
2. In niemands woning mag tegen zijn wil worden binnengetreden dan op last
van een macht die tot het geven van die last bij wet bevoegd is verklaard en met
inachtneming van de bij wet voorgeschreven normen.
3. Het brief-, telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve in
gevallen bij wet bepaald.
Artikel 18
Een ieder heeft recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Artikel 19
Een ieder heeft het recht om door de drukpers of andere communicatiemiddelen
zijn gedachten of gevoelens te openbaren en zijn mening te uiten, behoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Artikel 20
Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering,
met inachtneming van bij wet vast te stellen bepalingen in het belang van de
openbare orde, veiligheid, gezondheid en goede zeden.
Artikel 21
1. Het recht van vreedzame betoging wordt erkend.
2. De uitoefening van dit recht kan in het belang der openbare orde,
veiligheid, gezondheid en goede zeden bij wet aan regel en beperking worden
onderworpen.
Artikel 22
1. Een ieder heeft het recht om verzoeken schriftelijk bij het bevoegde gezag
in te dienen.
2. De wet regelt de procedure voor de behandeling daarvan.
Artikel 23
In geval van oorlog, oorlogsgevaar, staat van beleg of een andere
uitzonderingstoestand of om reden van staatsveiligheid, openbare orde en goede
zeden kunnen de in de Grondwet genoemde rechten bij de wet worden onderworpen
aan de beperkingen, welke gedurende een bepaalde periode, afhankelijk van de
situatie, van kracht zullen zijn, met inachtneming van de terzake geldende
internationale bepalingen.
|