Paramaribo
Korte geschiedenis van "De Volksplanting Paramaribo"
Na de ontdekking van Suriname in 1499, door o.a. de Spanjaarden Alonso de Ojeda en Juan de la Cosa,
begint eigenlijk de geschiedenis van Suriname als land.
En het woord
Volksplanting zegt het eigenlijk al als land waar vreemden, niet-inboorlingen, werden "neergezet' om het te
bewonen en vooral te bewerken. Tussen de autochtonen, de inboorlingen en de vreemde overheersers ging het niet
altijd even goed.
Zo was de verhouding tussen de verschillende Indianenstammen die Suriname van origine bewoonden en de eerste
overheersers, de Spanjaarden, bijvoorbeeld vrij slecht.
Tussen de Engelsen die het land omstreeks 1650-1651
koloniseerden en de Indianen ging het beter. Met de komst van de Engelse kolonisten begint de geschiedenis
van de 'Volksplanting' eigenlijk pas echt. In opdracht van de Engelse Gouverneur van het Caribische eiland
Barbados vestigde een groep Engelse kolonisten van dat eiland zich in Suriname, een eind benedenstrooms de
Joden savannah, met het doel daar tabak- en suikerplantages aan te leggen.
Om zich te beschermen tegen vijandelijke
aanvallen. voorzagen de Engelsen zich van een versterking, dat wil zeggen, ze namen een eenvoudig houten fortje
in gebruik, versterkten dat en noemden het naar hun leider Francis Lord Willoughby. Gouverneur van Barbados,
Fort Willoughby.
Uit datzelfde fortje is overigens, na de komst van de Nederlanders naar Suriname, in februari
1667, uiteindelijk het huidige Fort Zeelandia
gegroeid